Wet toekomst pensioenen
in vogelvlucht

1 juni 2023

Op 30 mei 2023 heeft de Eerste Kamer de Wet toekomst pensioenen (hierna: Wtp) aangenomen. Eind vorig jaar had de Tweede Kamer ook al ingestemd met deze wet. Hiermee kwam een einde aan een langdurige en intensieve behandeling, waarbij op het eind nog werd gestemd over een diverse ingediende moties en amendementen. Hieronder geven wij een samenvatting van een aantal belangrijke wijzigingen die op verzoek van de Eerste en Tweede Kamer zijn aangebracht in de wet en van gemaakte afspraken.

Onderwerpen 1 tot en met 11 zijn meer algemeen van aard. Onderwerpen 12 tot en met 17 gelden specifieker voor pensioenfondsen. Zie verder ons eerdere artikel “Wet toekomst pensioenen in vogelvlucht”.

Opmerking vooraf over Bedrag ineens
In het nieuw pensioenstelsel wordt het mogelijk om op de pensioendatum maximaal 10% van het ouderdomspensioen in een keer op te nemen. Dit is geregeld in een andere, eerder aangenomen wet (Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen). Gebleken is dat invoering per 1 juli 2023 niet haalbaar is, en daarom is besloten om de invoering uit te stellen naar begin 2024.

1. Minimale opnameleeftijd van 21 naar 18 jaar

Om de groep Nederlanders die geen pensioen opbouwt verder te verkleinen wordt de (maximale) startleeftijd waarop jongeren pensioen moeten gaan opbouwen per 1 januari 2024 verlaagd van 21 jaar naar 18 jaar.

2. Verruiming regeling zware beroepen

De huidige regeling waarin werknemers met zware beroepen onder voorwaarden de mogelijkheid wordt gegeven om (deels) fiscaal gefaciliteerd eerder te stoppen met werken, loopt af in 2025. Bedongen is dat ook daarna een zware beroepenregeling van kracht moet blijven, en dat deze voor lager betaalden verruimd wordt.

3. Restitutie pensioenkapitaal bij overlijden vervalt

Tot nu toe is het bij verzekeraars en PPI’s mogelijk dat in DC-regelingen bij overlijden het opgebouwde pensioenkapitaal (deels) wordt aangewend om het dan ingegane partnerpensioen te verhogen. In de toekomst mag dit restitutiebeding niet meer. In plaats daarvan wort via het toekennen van een levenbonus het pensioen vanaf de pensioendatum hoger.

4. Voortzetting risicodekking nabestaandenpensioen

Een risicodekking nabestaandenpensioen (partner- en wezenpensioen) kan na einde deelname 6 maanden (in plaats van 3 maanden) worden voortgezet als sociale partners dit wenselijk achten.
Als een ex-deelnemer direct na zijn deelname in de WW komt dan loopt de risicodekking ook door gedurende die periode. Dit gaat ook gelden indien hij in de Ziektewet komt (direct dan wel na een WW-periode).
Daarnaast heeft bij einde deelname een ex-deelnemer recht om de risicodekking van het nabestaandenpensioen vrijwillig voort te zetten. Deze vrijwillige voorzetting moet de default optie zijn. Er is afgesproken dat recht is op minimaal 15 jaar vrijwillige voortzetting. Een individuele deelnemer mag uiteraard kiezen voor een kortere periode.
Bij de jaarlijkse keuze over wel/niet voortzetten van deze vrijwillige dekking wordt de default-keuze wel voortzetten.

5. Afschaffing wachttijd, drempelperiode maximaal 8 weken

Omdat het wenselijk is dat iedere werkende zo snel mogelijk pensioen opbouwt, wordt ook in de uitzendsector de nu nog wettelijk toegestane wachttijdperiode van 6 maanden afgeschaft. Wel mag in een pensioenregeling een drempelperiode van 8 weken worden gehanteerd. Dit betekent dat bij stoppen met werken binnen 8 weken pensioenopbouw niet van toepassing is, maar dat bij stoppen na die 8 weken de pensioenopbouw ook over die verstreken 8 weken moet plaatsvinden.

6. Opschorting individuele waardeoverdrachten tijdens transitie

Als een deelnemer zijn pensioen wil overdragen, dan kan het tijdens de transitieperiode voorkomen dat het ene pensioenfonds al wel heeft ingevaren, en het andere niet. Hierdoor wordt het voor een deelnemer nog complexer om de effecten van zo’n waardeoverdracht te overzien en een passende keuze te maken. Om die reden wordt in zo’n situatie het recht op waardeoverdracht opgeschort, en herleeft dit weer zodra beide betrokken fondsen hun keuzes definitief hebben gemaakt en de deelnemer op basis van die nieuwe situatie inzicht kunnen geven in de gevolgen van zo’n waardeoverdracht.

7. Pensioeninkoopvariant ook bij PPI

Bij een verzekeraar kan niet alleen op de pensioendatum, maar ook vanaf 15 jaar voor pensioeningang de premie worden aangewend voor een gegarandeerde, uitgestelde levenslange uitkering. Bij een PPI kon dit niet in het oorspronkelijke wetsvoorstel, maar dat is nu rechtgetrokken.

8. Monitoring transitieproces

De uitvoering van de Wtp kent een meerjarig transitietraject. De totale transitieperiode is met één jaar verlengd tot 1 januari 2028, waarbij de volgende 3 fasen gelden:
– arbeidsvoorwaardelijke afspraken (tot en met 2024) )
– implementatie (tot 1 januari 2028).
Om de risico bij de transitie te verkleinen worden een aantal administratieve  verbeteringen in gang gezet. Afgesproken is dat op het eind van de 1e fase een uitvoeringsmonitor beschikbaar komt met een overzicht van de toegezegde verbeteringen, aangevuld met een stand van de uitvoering en signalen van de uitvoerders. Ook wordt in 2026 bezien of het invaren tijdig en verantwoord kan plaatsvinden.

9. Monitoring wijzigingen in nabestaandenpensioen-dekking

De dekking van het partner/wezenpensioen gaat behoorlijk op de schop en is – behoudens overgangsrecht – voortaan alleen nog mogelijk op risicobasis. Omdat de wijzigingen mogelijk tot ongewenste en zelfs schrijnende situaties kan leiden, is besloten om de totstandkoming van de nieuwe dekking te monitoren en daarover uiterlijk in 2025 te rapporteren.
Bij de vorming van de nabestaandenpensioendekking wordt tevens aandacht gevraagd voor het eventueel toevoegen van een ANW-hiaatdekking of nabestaanden-overbruggingspensioen.

10. Permanente geschillencommissie

Het wetsvoorstel voorzag al in de oprichting van een geschillencommissie, maar deze instantie was tijdelijk tot 1 januari 2028. De geschillencommissie krijgt een permanent karakter waardoor de rechtsbescherming van de deelnemer wordt verbeterd. Het advies van deze commissie krijgt een bindend advies, tenzij een betrokken deelnemer dit niet wenst.

11. Overig algemeen

Indien een deelnemer, al dan niet tijdelijk, minder gaat werken of stopt met werken om voor de kinderen te zorgen, wordt er ook vaak minder pensioen opgebouwd. Er is onderzoek beloofd hoe deze achterblijvende pensioenopbouw kan worden weggenomen.

Vanwege de tekorten op de arbeidsmarkt in diverse sectoren, waaronder het onderwijs, de zorg en de techniek, is aan de regeling verzocht om in overleg met de sociale partners het langer doorwerken te stimuleren en daarbij te wijzen op de financiële voordelen.

De pensioenen van politici zijn tot nu toe geregeld in de Appa (Algemeen pensioenwet politieke ambtsdragers). Afgesproken is dat deze pensioenen ook gaan vallen onder de Wtp.

12. Versoepelde toeslagregels ook in 2023

Pensioenfondsen mochten, vooruitlopend op het transitie-FTK ingaand per 1 januari 2023, indexeren op basis van soepelere regels dan het “toekomstbestendig indexeren “ onder het huidige FTK. Omdat het transitie-FTK nu pas ingaat op 1 juli 2023, zijn de versoepelde toeslagregels in 2023 voortgezet.

13. Uitkeringscollectief in solidaire pensioenregeling

In de flexibele premie regeling is een contract met individueel vermogen in de opbouw fase en een collectieve regeling (uitkeringscollectief) in de uitkeringsfase mogelijk. Hiermee is een gelijke indexering voor alle gepensioneerden en risicodragend beleggen in de uitkeringsfase veel eenvoudiger uit te voeren.
Afgesproken is dat zo’n uitkeringscollectief ook in de solidaire regeling mogelijk is.

14. Verruiming standaardmethodiek bij invaren

Bij de standaard-invaarmethode mochten de uitkomsten bij pensioenfondsen tot een dekkingsgraad tot 105% worden aangepast indien fondsbestuurders en sociale partners van mening zijn dat dit een evenwichtige transitie ten goede komt. Fondsen met een dekkingsgraad van meer dan 105% krijgen nu ook meer afwijkmogelijkheden. Voorwaarde is wel dat het nieuwe verwachte pensioen (rekening houdend met een initiële vulling van een solidariteitsreserve, een risicodelingsreserve of een compensatiedepot) voor iedereen minimaal op 95% van de huidige verwachting uitkomt.

15. Opheffen leenrestrictie ook mogelijk in flexibele regeling

Alleen in de solidaire regeling kon de leenrestrictie worden opgeheven. Hiermee kunnen jongeren als het ware geld “lenen” van ouderen om de exposure naar zakelijke waarden te verhogen. Per saldo kan dit voor iedereen tot hogere pensioenresultaten leiden.
In de flexibele premieregeling kan de leenrestrictie nu ook worden opgeheven, hoewel niet wordt verwacht dat hiervan veel gebruik wordt gemaakt.

16. Risicodelingsreserve ook te financieren op moment pensioeninkoop

De risicodelingsreserve mocht worden gevoed bij invaren, en/of door maximaal 10% van tot nu toe alleen de toekomstige premie-inleg. Toegestaan wordt om de risicodelingsreserve ook te voeden op het moment dat pensioen wordt ingekocht, door een percentage van het kapitaal af te splitsen en dan dus niet te gebruiken voor die inkoop. De inleg uit premie en de inleg uit kapitaal zijn samen maximaal 10%.

17. Monitoring behoefte aan carve out

Bij een carve out worden pensioenen van een bepaalde deelgroep van een pensioenuitvoerder overgedragen naar een andere uitvoerder. Bijvoorbeeld van de deelgroep gepensioneerden naar een verzekeraar. De carve out mogelijkheid maakt geen onderdeel uit van het wetsvoorstel. Afgesproken is dat – in het kader van evenwichtige belangenbehartiging – de behoefte aan een carve out wel wordt gemonitord.

Jeroen Koopmans
  Jeroen Koopmans

gerelateerde artikelen

2023-09-27T16:36:48+02:00
Ga naar de bovenkant