Eerste inzicht in de ontwikkeling van de uitvoeringskosten 2023 van pensioenfondsen

3 juli 2024

Ook dit jaar doet Bell onderzoek naar de uitvoeringskosten en rendementen van Nederlandse pensioenfondsen. De eerste resultaten van 10 grote pensioenfondsen tonen een positief  gemiddeld rendement in 2023 van circa 9%, een grote stijging van de pensioenbeheerkosten en een daling van de vermogensbeheerkosten.

Voor ons onderzoek analyseren we de jaarverslagen over 2023 van nagenoeg alle Nederlandse pensioenfondsen. In ons jaarlijkse rapport, dat in het najaar verschijnt, zullen wij ook een vergelijking met voorgaande jaren maken. Diverse pensioenfondsen hebben inmiddels het jaarverslag 2023 gepubliceerd. Van deze pensioenfondsen hebben we 10 grote pensioenfondsen1) geselecteerd ten behoeve van een eerste analyse. Het gezamenlijk belegd vermogen van de geselecteerde pensioenfondsen is circa 69% van het belegd vermogen van alle Nederlandse pensioenfondsen.

Totale uitvoeringskosten in euro’s

In onderstaande grafiek tonen we de totale gerapporteerde uitvoeringskosten in euro’s voor de 10 pensioenfondsen vanaf 2019 tot en met 2023. De totale uitvoeringskosten 2023 zijn ten opzichte van 2022 gedaald met circa  € 1,0 miljard van € 6,8 naar € 5,8 miljard, ofwel circa 15%. De verlaging betreft met name de vermogensbeheerkosten en de transactiekosten, met een daling van circa 18% respectievelijk 19%. De pensioenbeheerkosten stegen met 15%.

Indien de gemiddelde kostenstijging bij de onderzochte pensioenfondsen representatief is voor de gehele sector, dan zijn de totale kosten voor de sector in 2023 met ruim € 1,4 miljard gedaald, van € 9,6 miljard in 2022 naar € 8,2 miljard in 2023. Omdat de daling bij de 10 fondsen vooral  veroorzaakt werd door een lagere prestatievergoeding, en deze mogelijk niet representatief is, zal de daling voor de gehele sector minder hoog uitvallen.

Kostenratio’s

Voor de vergelijkbaarheid van kosten tussen pensioenfondsen wordt doorgaans gekeken naar kostenratio’s. De pensioenbeheerkosten worden hierbij afgezet tegen het totaal van het aantal actieve en gepensioneerde deelnemers. De vermogensbeheer- en transactiekosten worden afgezet tegen het gemiddeld belegd vermogen om tot een kostenratio te komen.

Een vergelijking van de kostenratio’s over 2023 ten opzichte van 2022 geeft voor de 10 pensioenfondsen het volgende beeld:

  • De pensioenbeheerkosten, in euro’s per actieve en gepensioneerde deelnemer, zijn gemiddeld gestegen van circa € 88 in 2022 naar € 99 in 2023 per deelnemer. Door alle 10 pensioenfondsen wordt het project Wet toekomst pensioenen (Wtp) genoemd als één van de oorzaken voor de ontwikkeling van deze kostenratio.
  • De vermogensbeheerkosten 2023 zijn ten opzichte van 2022 gedaald, namelijk van 0,45% naar 0,40% van het gemiddeld belegd vermogen, een daling van 0,05%. Als verklaring voor de daling wordt vooral de prestatievergoeding genoemd die in 2022 hoger was dan in 2023. Laatstgenoemde daling was 0,07% van het gemiddeld belegd vermogen. De overige vermogensbeheerkosten bij de 10 grote fondsen zijn dus 0,02% gestegen.
  • De transactiekosten, als percentage van het gemiddeld belegd vermogen, zijn ten opzichte van 2022 gemiddeld genomen met afgerond 0,01% gedaald van ruim 0,11% naar bijna 0,10% van het gemiddeld belegd vermogen. Minder en goedkopere transacties en gedaald belegd vermogen worden meerdere keren als reden opgegeven van de gedaalde kosten in euro’s.

De eerdergenoemde daling van de nominale vermogensbeheerkosten met 18% zien we ook terug in de bijbehorende kostenratio, die daalde van 0,45% naar 0,40% (-11%)  Deze ratio is iets minder gedaald omdat het gemiddeld belegde pensioenvermogen ook circa 7% is gedaald.

De Pensioenfederatie heeft vorig jaar een nieuwe kostenratio geïntroduceerd. Deze totale kostenratio bestaat uit de pensioenbeheerkosten en de vermogensbeheerkosten (excl. transactiekosten) als percentage van het gemiddeld belegd vermogen. 6 van de 10 pensioenfondsen hebben deze ratio genoemd in hun jaarverslag (vorig jaar 4 van de 10). Als wij deze totale kostenratio uitrekenen voor alle 10 pensioenfonds dan bedraagt deze gemiddeld 0,46% voor 2023 (2022: 0,50%).

Rendement en kosten

De meerjarige kostenratio’s voor vermogensbeheer inclusief transactiekosten hebben we vergeleken met het gerapporteerde meerjarige rendement.

De voorgaande figuur toont de ontwikkeling van rendement en kostenratio’s voor de 10 pensioenfondsen voor een periode van 5 jaar. Per pensioenfonds geeft het eerste punt (zwart omcirkeld) aan wat het gemiddelde jaarlijkse rendement en de gemiddelde jaarlijkse kostenratio waren over 2018 – 2022, terwijl het tweede punt (blauw omcirkeld) aangeeft hoe het gemiddelde jaarlijkse rendement en de gemiddelde jaarlijkse kostenratio over de periode 2019 – 2023 waren. Idealiter beweegt een pensioenfonds zich in deze grafiek van rechtsonder naar linksboven: een hoger (langjarig gemiddeld) rendement tegen lagere (langjarig gemiddelde) kosten. Bij alle pensioenfondsen zien we nu, in meer of mindere mate, deze gunstige beweging naar linksboven.

Bij een pensioenfonds is het ook belangrijk hoe de verplichtingen (de verwachte uitkeringen) zich ontwikkelen, aangezien het uiteindelijk gaat om de balans tussen beleggingen en verplichtingen. De verplichtingen zijn, net als een deel van de beleggingen, gevoelig voor renteveranderingen. Voor de balans van een pensioenfonds hoeft een negatief beleggingsrendement niet slecht uit te pakken, namelijk als de verplichtingen harder dalen door bijvoorbeeld een gestegen rente. Andersom kan tegenover een positief rendement een stijging van de verplichtingen staan. Voor de 10 pensioenfondsen zagen we dat het gemiddeld gewogen beleggingsrendement in 2023 gelijk was aan 8,9% (vorig jaar: -21,0%). De verplichtingen stegen door toevoeging van benodigde interest en het effect van de gedaalde  rente met circa 5,9%. Per saldo resulteerde in 2023 een gemiddeld technisch beleggingsresultaat van 3,0% positief. Dit betekent dat het beleggingsrendement gemiddeld 3,0% hoger was dan “nodig” om de stijging van de voorziening bij te houden. In onderstaande figuur is voor de 10 pensioenfondsen aangegeven hoe het beleggingsrendement en het technisch beleggingsresultaat was in 2023.

Naast cijferanalyse ook kwalitatieve analyse

Voor de kwalitatieve analyse worden de jaarverslagen door ons getoetst aan 14 eigen criteria ten aanzien van kostenverantwoording, zoals de correcte berekening van de 3 kostenratio’s (met toelichting), vergelijking met een objectieve benchmark en een bestuursoordeel over de hoogte van de kosten. De 10 pensioenfondsen scoren op deze criteria bovengemiddeld in vergelijking met het landelijk gemiddelde over 2022 (10,7 versus 9,2).

De hoogste score van de 10 pensioenfondsen was een voldoende op 12 (van de 14) criteria, de laagste had een score van 9. Er blijft dus ruimte voor verbetering.

We zien steeds vaker een verklaring waarom de kosten zijn gewijzigd ten opzichte van het jaar ervoor (100%) maar we missen vaak in het bestuursverslag een oordeel of men het kostenniveau acceptabel vindt (4 van de 10 fondsen geven een oordeel over de pensioenbeheerkosten of de vermogensbeheerkosten, geen enkel pensioenfonds geeft een oordeel over beide kostensoorten). Één pensioenfonds scoorde met haar jaarverslag 2023 hoger dan vorig jaar, één fonds scoorde lager en de overige 8  pensioenfondsen evenaarden hun score.

Bell Kostenbenchmark

Naast ons onderzoek naar de totale pensioenfondsenmarkt in Nederland, verzorgen wij ook de Bell Kostenbenchmark voor individuele pensioenfondsen. In deze maatwerkrapportage vergelijken wij uw pensioenfonds op een groot aantal punten met relevante peergroepen. Op deze pagina is meer informatie over de Bell Kostenbenchmark 2024 beschikbaar, waaronder een voorbeeldrapportage.

Voor meer informatie kunt u uiteraard contact met ons opnemen.

1) De pensioenfondsen in dit voorproefje zijn Stichting Pensioenfonds ABP, Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg, Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Bouwnijverheid, Stichting Pensioenfonds Metaal en Techniek, Stichting Pensioenfonds van de Metalektro, Stichting Pensioenfonds PGB, Stichting Pensioenfonds Philips, Stichting Rabobank Pensioenfonds, Stichting Shell Pensioenfonds en Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn.

“We hebben gemerkt dat onze heldere manier van communiceren van toegevoegde waarde is voor pensioenfondsen, ondernemingen en ondernemingsraden.”

gerelateerde artikelen

2024-07-03T15:27:18+02:00
Ga naar de bovenkant